Openluchtmuseum in Drenthe
- Juni vakantie 2025 Drenthe
- E-bike tour rondje Orvelte
- Veenpark Barger – Compascuum
- E-bike tour rondje Aalden
- E-bike tour Nationaal Park Dwingelderveld
- E-bike tour Gaasterland Friesland
- E-bike tour Boswachterij Odoorn en Exloo
- Stadbezoek Meppen
- E-bike tour vanuit Ommen
- Wildlands Emmen
- Pantropica Luttelgeest
- E-bike tour Nationaal Park Drents-Friese Wold
- E-bike tour vanuit Ommen Vecht en Beneden Regge gebied
- E-bike tour Groeten uit Grolloo
We zijn in de buurt zijn van Veenpark Barger – Compascuum. Een goede reden om dit park te gaan bezoeken. Vooral Jan verheugt zich hier op. Hij is in zijn jeugd vaak bij zijn opa en oma in Drenthe op vakantie geweest, dus hier ligt een stukje van zijn roots. We stappen in de auto en rijden er naar toe. Op de fiets hier naar toe en dan het Veenpark bekijken is ons een beetje teveel van het goede.

In het Veenpark in Barger-Compascuum, bij Emmen, komt de Drentse veenhistorie tot leven. Je beleeft de nostalgische dorpen en een natuurlijk hoogveengebied met echte turfafgraving. Het museum is ontstaan in het jaar 1966. De veenkolonie Barger-Compascuum bestond in dat jaar honderd jaar. Ter gelegenheid daarvan werd een openluchttentoonstelling ingericht, waaronder meer enkele oude veenkeetjes, plaggenhutten genaamd, werden geplaatst. Hiermee werd de basis gelegd voor het latere openluchtmuseum, dat thans 160 hectare omvat en hiermee is dit het grootste openluchtmuseum van Nederland. De openluchttentoonstelling had een aanzuigende werking: oude gereedschappen en werktuigen werden voor het museum afgestaan. Ook kon het aantal oude woningen worden uitgebreid, mede dankzij de steun van de rijksoverheid.

In het park zijn een oud veendorp ’t Aole Compas en een nederzetting uit latere tijd, de Bargermond, gereconstrueerd. In ’t Aole Compas is de beginperiode van de vervening rond 1870 met plaggenhutten in beeld gebracht. In de Bargermond is de situatie van 1920 tot 1966 gesimuleerd. Het dorp heeft onder meer een kerk, een bruin café, een school, een molen, De Berk uit Barger-Compascuum, een bakkerij en een smederij. De geschiedenis van de turfontginning in de laatste helft van de 19e eeuw tot diep in de 20e eeuw wordt op deze wijze in beeld gebracht.

Je kan het museum wandelend verkennen. Maar door het museumpark lopen ook twee smalspoor trajecten en vele kilometers bevaarbaar kanaal. Beide zijn een direct gevolg van de veengeschiedenis. Turf werd per spoor en over water afgevoerd. Nu zijn de treinen en boten geschikt voor personenvervoer. De boten varen bij ons bezoek niet. De trein door het dorp rijdt ieder half uur en de trein naar de turfafgraving ieder uur.

Om een indruk van het park te krijgen nemen wij als eerste de dorpstrein. Deze geeft ons een idee wat en vooral waar alles te vinden is.

De dorpstrein heeft drie stations. Berkenrode bij de ingang, de halte Aole Compas en halte Bargermond.

Op houten banken worden we op het oneffen smalspoor flink door elkaar geschud.


Na een rondje met de trein gaan we te voet het park verkennen. In Bargermond zijn twee van deze “linten” verbonden met een weg waar aan de belangrijkste gebouwen, de kerk, de kroeg en de school, staan.

Bargermond is een Drents Gronings veenkoloniaal dorp in de periode 1900 tot 1966, Langs de kanalen ontstonden bij de kruispunten van wegen en water florerende dorpen met winkeltjes en ambachtelijke bedrijfjes.


In de grensstreek met Duitsland waren deze dorpen, zoals Bargermond, katholiek met een rijk verenigingsleven en een grote rol voor “meneer Pastoor”.

De brugwachterswoning met extra grote zijramen voor een goed uitzicht over het kanaal. Arbeidershuisjes, eigendom van grote bedrijven uit Deventer, Amsterdam en Dordrecht.


In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het hoogveengebied ten oosten van Emmen tot ontginning gebracht. Er vestigden zich eerst boekweittelers en vervolgens veenarbeiders. De nieuwe bewoners waren afkomstig uit Duitsland en uit andere delen van Nederland. In het gebied vestigden zich relatief veel rooms-katholieken. Kerken waren er nog niet in de directe omgeving. De dichtstbijzijnde kerken bevonden zich in Nieuw-Amsterdam en over de grens in Duitsland.

In 1873 werd, op initiatief van de pastoor van Erica, een nieuw parochie gesticht in Barger-Compascuum. De parochie werd gewijd aan Sint Joseph. Een schuur, die beschikbaar werd gesteld door de plaatselijke kroeghouder en latere kerkmeester Jan Berend Wilken, werd als kerk ingericht. Na een jaar werd er een eenvoudige houten kerk gebouwd op het hoogveen. Bij het kerkje werd een kerkhof op het hoogveen aangelegd. Deze kerk heeft zo’n vijftig jaar dienstgedaan.

In het begin van de jaren twintig van de twintigste eeuw bevond het kerkje zich in een bouwvallige staat. Bovendien was de kerk te klein geworden voor het toegenomen aantal kerkgangers.[1] De plaatselijke pastoor B. Bergvoet probeerde steun voor zijn nieuwbouwplannen te verwerven.[2][3] De nieuwe Sint-Josephkerk werd wat oostelijker op het inmiddels afgegraven hoogveen gebouwd. Deze nieuwe kerk was in 1924 gereed en werd op 14 juli 1925 door de toenmalige aartsbisschop Henricus van de Wetering ingewijd. De oude veenkerk werd afgebroken. In het Veenpark van Barger-Compascuum is de veenkerk nagebouwd.

Vriend Jan is niet te beroerd om de rol van pastoor op zich te nemen en klimt op de kansel.

Emmy laat zich niet onbetuigd en preekt niet vanaf de kansel maar achter de lessenaar.


We lunchen in het restaurant bij de ingang. Het café met terras is helaas gesloten. Na de lunch nemen we de trein naar het turfstekers gebied.

Even buiten het park ligt de laatste turfafgraving waar nog daadwerkelijk wordt gestoken. De trein brengt je er in twintig minuten naar toe.

De turfafgraving ligt buiten het Veenpark, met de trein steken we het kanaal over dat nog in gebruik is bij de pleziervaart.

De trein rijdt door het veengebied. Je ziet de rails amper liggen en net als ons eerdere ritje worden we opnieuw weer flink door elkaar geschud.

Ter plaatse verteld een medewerker hoe het turfsteken in zijn werk ging. De duistere kant van deze harde arbeid wordt gelukkig niet verzwegen. Een arbeider werd geacht 2500 stukken turf van zo’n 10 kilo te steken per dag.

In de praktijk was dat alleen haalbaar als het hele gezin meehielp. En uitbetaald werd er in geld dat alleen in de winkel van de eigenaar uitgegeven kon worden: verplichte winkelnering.

Deze “veenput”, zoals de turfafgraving door turfstekers wordt genoemd, is nog tot in de jaren ’60 van de vorige eeuw in gebruik geweest. Je gaat naar de plek waar de turfsteker zijn noeste handarbeid verrichtte.

Ook toen al stoommachines gebruik werden, is nog veel turf met de hand gegraven. De belangrijkste gereedschappen waren, de stikker en oplegger en de krooie. Met de “oplegger” wordt de met de “stikkker” gestoken turf uit het natte veen genomen.

Met de “krooie” wordt de turf naar het “zetveld” gebracht en daar “in slag” gelegd. De natte turf “in slag”. Op de achtergrond staat turf in “stoeken” te drogen. De door een stoomlocomobiel aangedreven machine produceerde “persturf”. Deze turf is kleiner dan de handgestoken versie maar brandt langer en beter.

Na de historische les van de machinist rijden we terug naar het station. Op het station bedanken we de machinist voor zijn uitleg. Het is voor ons nu nog duidelijker geworden hoe zwaar het werk was en dat het geld moest worden verdiend in de zomermaanden. In de wintermaanden waren de vaders en de zonen elders aan het werk.

In het plaggenhuttendorp Aole Compas hangt nog de sfeer van de pioniers die zich hier vestigden op het verend veen. Deze eerste bewoners waren geen turfstekers maar boekweitboeren. Toen na 1850 de “aanval op de Emmense Venen” begon gingen ze voor de veenbazen werken, of trokken weg om elders te boeren.

Er bestond een ongeschreven regel dat een hut mocht blijven staan als die tussen zonsondergang en zonsopgang was gebouwd en de schoorsteen ’s ochtends rookte.

Boekweit is het enige gewas dat op de zure veengrond groeit. Om een vruchtbare laag te maken werd het veen in brand gestoken. Het hele gezin helpt mee op de akker en ook de hele kleintjes moeten mee.

Een huisje met maar een kamer dus ook geen afgescheiden ruimte voor kleinvee. Van de materialen die voor handen waren bouwden de pioniers een plaggenhut.

Wij gaan nog even langs bij de bakker en halen daar een Drentse stoet. Een Drentse stoet is een brood gevuld met rozijnen en krenten. In de bakkerij horen we dat de diverse broden die hier gemaakt worden ook worden afgenomen door de bewoners in de buurt van de het Veenpark. Zij kunnen dagelijks via een speciale ingang van het park hun verse broodje halen. Wij vonden het de moeite waard om het Veenpark te bezoeken.